-
1 burn out
v. uitbranden, opbranden; doorbranden (v. apparaat); zich over de kop werkenburn out♦voorbeelden:as a poet he's burnt out • als dichter is hij opgebrandII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 doen doorbranden/doorslaan♦voorbeelden: -
2 fuse
n. lont; ontsteker; zekering, stop--------v. (doen) smelten (v. zekering); (doen) ineensmelten (v. metalen enz.); van zekeringen voorzienfuse11 lont♦voorbeelden:————————fuse2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 hoist
n. takel; heffing (van een voorwerp)--------v. hijsen, takelen, optillen van iemand of iets (door middel van een elektrisch apparaat)hoist1[ hojst] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zet ⇒ duw, stoot————————hoist2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 fader
n. iemand of iets die/dat vervaging veroorzaakt; schuivende controle knop gebruikt voor langzaam verlagen of verhogen van spanning van een elektrisch apparaat (zoals licht of geluidssysteem) -
5 particle accelerator
deeltjesversneller (apparaat dat snelheid van geladen deeltjes verhoogt door elektrisch veld)
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский